In bijna een maand tijd krijgt ambulanceverpleegkundige Hanna Bonnes twee keer met geweld te maken terwijl ze aan het werk is. Voor het eerst wordt dat haar te veel. “Ik dacht: ‘Daar gaan we weer’. Ik ben helemaal in paniek de ambulance uitgehold.” We spreken haar voor ons onderzoek naar geweld tegen hulpverleners.

“Welkom in mijn gele camper.” Hanna leidt ons rond in haar werkplek. Al bijna veertig jaar werkt ze in de zorg, maar elf jaar geleden besluit ze haar droom te volgen en te gaan voor de ambulance: “Ik wilde dit werk zo graag doen. Ik heb hiervoor allerlei andere dingen gedaan, maar de ambulance heeft me altijd aangesproken. Daarom ben ik het op latere leeftijd nog gaan doen.”

Ondanks al het mooie wat haar werk te bieden heeft, is het ook een baan waarbij je sterk in je schoenen moet staan. Want je krijgt nogal wat over je heen als je mensen te hulp schiet. Na al die jaren is Hanna er niet snel meer van onder de indruk: “Schelden is niet oké, maar het rare is dat we eraan gewend zijn geraakt. Ik kijk er haast niet meer van op. Mensen worden al kwaad als we in de weg staan. Ook al zijn we aan het reanimeren. We zijn gewend het te ‘downplayen’.”

Geweld in de ambulance

Toch wordt het haar dit jaar voor het eerst echt te veel. In augustus dit jaar gaat het goed mis tijdens haar werk. “We moesten ergens heen waar iemand te water was geraakt. Diegene was weer op de kant, maar onder invloed. Hij kon eigenlijk alleen nog maar schelden en lelijk doen.”

“Uiteindelijk besloot ik te doen wat ik moest doen, namelijk hem vervoeren. Op de brancard leek hij rustig. Maar uit het niets sloeg hij me recht op m’n gezicht. Ik zag het totaal niet aankomen. We hebben zo vaak mensen die onder invloed zijn van drugs en alcohol en dan hou je er rekening mee. Maar nu was hij rustig. Op het moment dat ik au riep pakte hij mijn bril en kneep hij hem kapot. Hij liet hem niet meer los.”

Een wrak

Het is een gebeurtenis die grote impact op haar heeft. “Je wil gewoon je werk doen, maar je komt in een nasleep terecht. Hoe hard je het ook niet wil, het doet gewoon iets met je. Ik heb twee zoons en ik ben hun enige ouder. Je wordt emotioneel thuisgebracht, je bent een wrak. Zij voelen zich dan ook machteloos en woedend.”

Nog geen vierenhalve week later raakt Hanna betrokken bij een ander incident. In haar ambulance wordt een collega van de politie aangevallen. Er wordt pepperspray gebruikt om de boel weer onder controle te krijgen. “Ik dacht: ‘Daar gaan we weer’. Ik ben helemaal in paniek de ambulance uitgehold en trok gelijk weer mijn bril van mijn hoofd als een reflex.”

Therapie

Hanna beseft dat ze hulp nodig heeft om er weer bovenop te komen. Ze volgt nu een therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een schokkende ervaring. Ondertussen wacht ze op de rechtszaak van de patiënt die haar in het gezicht heeft geslagen. Tot Hanna’s teleurstelling is die al een paar keer uitgesteld. Intussen is ze bezig met het oprichten van stichting MAAN, die het geweld tegen hulpverleners in kaart moet brengen én hulp moet bieden aan haar collega’s die het meemaken.

“Intimideren, verbaal en fysiek geweld. Het is al heel lang gaande en we hebben het ook gebagatelliseerd. Ik heb zelf ook best lang gedacht dat het allemaal wel mee valt en dat we er wel uitkomen. Tot je het zélf meemaakt. Dan zie je hoeveel impact het heeft. Ik ben nooit bang voor mensen en nu denk ik toch twee keer na bij een patiënt die onder invloed is van drugs en alcohol. Ik ben voorzichtiger geworden.”

Makers