Hulpverlening aan leerlingen die het moeilijk hebben, moet anders georganiseerd worden. “Jeugdbescherming, Veilig Thuis: het is in combinatie met school altijd lastig en nog steeds is het niet goed geregeld. Nu met corona ligt deze kwestie weer duidelijk op tafel. Probeer het nou simpel te houden, dichtbij ouders, dichtbij scholen, dichtbij kinderen.”

De hartenkreet van Dolf van Veen van het Nederlands Centrum Onderwijs en Jeugdzorg is helder. We spreken hem vanwege ons onderzoek naar onderwijs in coronatijd. De onderwijsinspectie concludeerde onlangs: ‘Er is een substantiële groep leerlingen en studenten waar afstandsonderwijs door de thuissituatie moeizaam of helemaal niet tot stand komt’. Scholen merken dat er bijvoorbeeld door armoede in het gezin helemaal geen computer aanwezig is. Of na contact met een leerplichtambtenaar blijkt sprake van een gespannen thuissituatie. Scholen krijgen zo door corona onverwacht ook zicht op kwetsbare leerlingen.

Professor Van Veen is daar niet echt door verrast: “In ons land zitten zo’n honderdduizend kinderen in situaties van kindermishandeling en huiselijk geweld. Hebben de scholen die allemaal in beeld? Laat er geen misverstand over bestaan. Er zijn heel veel kinderen die ondersteuning ontberen.” Waar in een klas een leerling met agressief gedrag snel opvalt, is dat bij kinderen die last hebben van angsten of verdriet veel minder het geval. Van Veen, die zich al jaren inspant om Jeugdzorg en scholen bij elkaar te brengen, zou willen dat hulp veel sneller voorhanden is: “De samenwerking tussen hulpverlening en onderwijs is al jaren een vraagstuk, het zijn twee culturen, wij en zij, die ook fysiek van elkaar verwijderd zijn. Dat is dus niet samen, dat is niet één team en dat maakt enorm veel uit.”

‘Te moeilijk, te laat en te kort’

De Monitor hoort op scholen ook dat het vaak veel te lang duurt voordat hulp voor een kind op gang komt. Dolf van Veen: “Ik hoor dit al twintig jaar. Dit zijn hardnekkige vragen. We hebben daar heel veel dingen voor bedacht, zoals wijkteams en centra voor jeugd en gezin. Toch hoor je nog steeds heel veel scholen zeggen: ‘Hulp aan gezinnen, dat gebeurt niet, of moeilijk. Of te laat. Of te kort’. Dit laat zien dat we het niet goed hebben geregeld. We moeten de ondersteuning dichter bij school brengen. Om dat te doen moet de hulpverlening misschien wel drastisch de bakens gaan verzetten. Want waar zijn deskundige mensen op het gebied van gedragsvraagstukken? Psychologen, kinderpsychologen, psychiaters, waarom zitten die allemaal verstopt?”

Enorme bureaucratie

Als hulpinstanties dichter bij of zelfs in de school zitten, dan kan volgens Dolf van Veen ook eindelijk iets aan de enorm vertragende bureaucratie worden gedaan: ”Zijn we teamgenoten of is het allemaal naast elkaar? Dat wordt nu wel zichtbaar: alles is geprotocolleerd, alles is met verwijssystemen. Je moet overal toestemming voor vragen: papier, papier. Waarom moet je als school voortdurend onderhandelen over wat je aan ondersteuning wil uit de zorg? Waarom is dat niet goed geregeld? Waarom is dat niet basaal? Er zijn scholen waar zorg en onderwijs goed op elkaar zijn afgestemd, maar de praktijk is toch overwegend dat het allemaal te los en te fragiel is en heel slecht geactiveerd kan worden.”