Bij haar eerste baan maakte Adriana van Dooijeweert het zelf mee: gediscrimineerd worden omdat je vrouw bent. Haar toenmalige baas wilde wel tegemoetkomen aan haar salariseis, maar ze moest dan wel beloven niet zwanger te worden van een tweede kind. Jaren later ziet Van Dooijeweert als voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens dat vrouwen rond hun zwangerschap nog regelmatig worden achtergesteld op de arbeidsmarkt. We leggen haar vijf vragen voor over zwangerschapsdiscriminatie.

Zwangerschapsdiscriminatie, hoe groot is dat probleem anno 2020 nog?

‘Te groot. Voor een modern land als Nederland waar we willen dat vrouwen naar de top komen en waar we zeggen dat we niet discrimineren, is het probleem van zwangerschapsdiscriminatie al jaren te groot. We zien in de onderzoeken die wij als College doen dat het cijfer stagneert rond de veertig procent van alle vrouwen op de arbeidsmarkt die een kind krijgen, dat is een hoog aantal. Dat getal moet echt omlaag. De meldingen die wij krijgen, zijn bovendien een topje van de ijsberg. We willen graag de rest van die berg zien. Daarom doen we dit jaar weer een vervolgonderzoek naar de nieuwe stand van zaken rondom zwangerschapsdiscriminatie.’

Waarom denkt u dat dit het topje van de ijsberg is?

‘Vrouwen lopen aan tegen belemmeringen als ze het College om een oordeel willen vragen over discriminatie-ervaring. Soms belt iemand naar ons en vertelt dit en dit is er gebeurd. Als wij dan zeggen: ‘Misschien moet je er een zaak van maken.’ Dan zeggen ze: ‘Nou, ik ben blij dat ik het nu kwijt ben, maar laat maar zitten. Misschien krijg ik later hier wel weer een baan.’ En: ‘Ik ben net bevallen, ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.’ Dat is eigenlijk heel jammer, omdat door onze zaken - die vaak in de media komen - werkgevers beter op de hoogte raken van wat wel en niet mag. En vrouwen zelf ook beter weten wat hun rechten zijn. Het feit dat je als individu om een oordeel vraagt, kan dus voor vele anderen ook een positief effect hebben.’

Wat zijn de meest voorkomende vormen van zwangerschapsdiscriminatie?

‘Niet verlengen van een contract, niet aangenomen worden voor een baan, pesten op de werkvloer of terugkomen op de werkvloer en dan in een andere functie gezet worden. Met het verhaal van: ‘Dat is misschien nu ook wel beter voor je, met die gebroken nachten. Dan kan je er fijn aan wennen dat je weer aan het werk bent.’ Dat zijn uiteindelijk dingen die natuurlijk heel slecht zijn voor de loopbaan van een vrouw.’

Hoe lastig zwangerschapsdiscriminatie lastig te bewijzen?

‘Het is niet altijd makkelijk te bewijzen, maar wij helpen mensen daar wel bij. Werkgevers zeggen natuurlijk niet altijd dat mensen niet worden aangenomen vanwege een zwangerschap. Maar als er bijvoorbeeld in het eerste gesprek niet over de zwangerschap gesproken is en dat gesprek ging helemaal fantastisch en in het tweede gesprek vertel je dat je zwanger bent, dan komt er een afwijzing. Dan heb je een begin van een vermoeden. En dan gaan wij doorvragen: ‘Waarom heeft u deze mevrouw niet aangenomen?’ Dan komen er vaak verhalen als: ‘Achteraf bleek ze toch niet in het team te passen.’ Dat zijn dan redenen die wel concreet gemaakt moeten worden. En er zijn ook werkgevers die simpelweg niet weten dat je vrouwen niet vanwege zwangerschap of moederschap mag benadelen. Wij oordelen in ongeveer de helft van de gevallen die bij ons op zitting komen dat er sprake is van (een vermoeden van) zwangerschapsdiscriminatie.’

Op de website van het College voor Rechten van de Mens worden bedrijven met naam en toenaam genoemd. Werkt die aanpak om het probleem aan te pakken?

‘Ik denk dat naming en shaming beter werkt dan een boete. Het heeft een preventieve werking. Een boete betaal je één keer en dan ben je eraf. Maar als je naam als bedrijf genoemd wordt en in de publiciteit komt, zijn er ook mensen die zeggen: ‘Daar ga ik niet meer kopen, want ik ga niet naar een bedrijf dat discrimineert.’ Er is geen werkgever die genoemd wil worden als bedrijf dat heeft gediscrimineerd.’

Makers