Zwangerschapsdiscriminatie tijdens je studententijd. Volgens vrouwenrechtactiviste Annemieke De Jong zijn er in Nederland een hoop moeders die hiertegen aan lopen. Al jaren pleit ze voor een protocol waarin duidelijke richtlijnen voor zowel hoog- als laagopgeleide studerende moeders wordt opgesteld. ‘Onduidelijkheid werkt discriminatie alleen maar in de hand.’

Twaalf jaar geleden startte ze tijdens haar studie het Steunpunt Studerende Moeders. Annemieke, die met succes haar opleiding wist te behalen terwijl ze ook nog eens moeder van twee kinderen was, is een goed voorbeeld van een alleenstaande moeder, die niet de rest van haar leven van een uitkering wilde leven, zo laat ze weten. ‘Ik wilde een onafhankelijk leven leiden, waarin ik mijn kinderen een toekomstperspectief kan bieden en ondertussen voor ze kan zorgen.’ We spreken met Annemieke voor ons onderzoek naar zwangerschapsdiscriminatie.

Opkomen voor je rechten

Annemieke probeert met haar steunpunt studerende moeders op juridisch vlak bij te staan. ‘Veel moeders krijgen te horen dat het moederschap niet te combineren is met studeren; dat ze beter eerst voor de kinderen kunnen zorgen of beter helemaal geen moeder hadden moeten worden. Ik heb dankzij een eenmalige startsubsidie vanuit het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met deze stichting ruim 6000 jonge moeders begeleid waardoor ik voortijdig uitval heb weten te voorkomen. De laatste jaren werk ik ook samen met een aantal andere vrouwenrechtenorganisaties, waaronder de Nederlandse vrouwenraad, om op te komen voor de rechten.’

Ze verwijst naar een uitspraak van het Vrouwenrechtencomité van de Verenigde Naties dat in 2016 Nederland heeft aangezet om de positie van vrouwen te verbeteren en barrières verder te bestrijden. ‘Er bestaat geen landelijk beleid voor de omgang met studerende moeders. Daarbij ervaren studerende moeders veel praktische belemmeringen, zoals slechte aansluiting van studieroosters op de kinderopvang of het recht op zwangerschapsverlof. Dat betekent dat moeders zijn aangewezen op de kennis en welwillendheid van de onderwijsinstelling zelf. Dit is vaak een onduidelijk en bureaucratisch verhaal. De combinatie (zwangerschap en studie) wordt al gauw een zware belasting als je geen goede afspraken kunt maken met je opleiding. Veel moeders besluiten daarom vroegtijdig te stoppen met hun opleiding.’

Gelijke behandeling

Annemieke: ‘Op veel onderwijsinstellingen krijgen studenten die aan topsport doen of een beperking hebben allerlei hulp, maar voor zwangerschap zijn die mogelijkheden er nu eenmaal niet. Dat betekent dat je op jezelf aanwezen bent. Zwangerschap zou een keuze zijn, maar is een potje basketballen dat dan niet?!’ Annemieke vindt dat het nu eens afgelopen moet zijn. ‘Iedere vrouw kan zwanger worden, dus laten we pleiten voor een gelijke behandeling en niet doen alsof we het hier over een aparte groep hebben.’ Ze verwijst met deze stelling naar de Algemene wet gelijke behandeling, die bescherming biedt aan mensen die gediscrimineerd worden op grond van onder andere geslacht of zwangerschap.

‘Op het mbo wordt nu een wet ingevoerd die het voor zwangere studenten mogelijk maakt om met zwangerschapsverlof te gaan. Het is de bedoeling dat deze studenten met invoering van deze nieuwe wet ook recht krijgen op begeleiding en voorzieningen, die zij nodig hebben om studie en kind te kunnen combineren.’ Tot ergernis van Annemieke, die pleit voor een eenduidig landelijk beleid, zowel voor hoger- en lager opgeleiden. ‘Een goede basis zou zijn om niet enkel het recht op zwangerschapsverlof in te voeren in het mbo, maar ook voor vrouwen die in het hoger onderwijs studeren. Ook dit is weer een vorm van discriminatie. Ik vind het absurd dat we het hier al jaren over hebben en dat er nog steeds geen oplossing is gekomen. Niet lullen, maar poetsen,’ is haar advies.

Een duidelijk beleid

‘Volgens de Europese kaders zou het voor zwangere vrouwen en jonge moeders mogelijk moeten zijn om te kunnen blijven studeren. Dit standpunt is ook ondertekend door Nederland in 2007, maar er wordt op dit vlak door het ministerie van OCW tot dusver weinig ondernomen.’ Annemieke, die de afgelopen jaren maar weinig merkte van dit initiatief, pleit voor een duidelijk, maar vooral een verplicht landelijk beleid. ‘Want een onderwijsinstelling is verplicht om rekening te houden met de sekse-specifieke omstandigheden van een vrouw.’ Dat gebeurt volgens Annemieke nu nog te weinig.

Annemieke hoopt dat de partijen de handleiding voor het mbo nu ook meenemen naar het hoger onderwijs. ‘Ik heb OCW, de Vereniging van Universiteiten en Vereniging Hogescholen aangeboden om deze handleiding te herschrijven voor het hoger onderwijs. Maar aan deze samenwerking was geen behoefte. OCW denkt dit op te kunnen lossen met een workshop, maar daar schiet je niets mee op. Ik mis enige ruggengraat van OCW. Wie betaalt bepaalt en kan de scholen tot hun verantwoordelijkheid roepen. Maar als ze dat zelf niet eens doen en ook nog eens onderscheid maken tussen mbo en hbo, dan ontbreekt het kennelijk aan kennis en is er nog een lange weg te gaan. Ik vind het onvoorstelbaar dat de overheid een campagne opzet omtrent zwangerschapsdiscriminatie, maar deze studerende vrouwen hier niet in mee neemt, terwijl zij weten dat dit al jaren gebeurt.’

‘Wat ze zouden moeten doen, is gewoon reglementen opnemen in het schoolbeleid en voorzieningen treffen die vrij toegankelijk zijn voor studenten, zoals een ruimte om te kolven. Het gaat hier wel om gelijke onderwijskansen en vrouwenrechten, ongeacht je leeftijd of opleidingsniveau,’ aldus Annemieke.

Eindelijk hoop?

De vrouwenrechtenactiviste, heeft nu een zaak voorgelegd bij het College voor de Rechten van de Mens, waarin een studente door de opleiding zou zijn gediscrimineerd op grond van haar zwangerschap. Ze hoopt dat er met deze zaak meer aandacht voor het onderwerp komt en dat ze daarmee een lans kan breken voor studerende moeders op andere hogescholen en universiteiten.‘Een uitspraak schept duidelijkheid en daarmee weet iedereen meteen waar ze aan toe zijn, wat betreft de verplichtingen jegens vrouwen die studie en kind combineren.’

Woordvoerder Bart Pierik van de overkoepelende Vereniging van Universiteiten (VSNU) stelt dat de universiteiten zelf afspraken moeten maken met een zwangere student, ‘Want het is wel maatwerk en ik vraag me af of uniformering hierin iets oplost.’ Veel universiteiten, de UvA of de Universiteit Leiden, bieden volgens Pierik al veel informatie over dit onderwerp. Daarnaast verwijst hij naar het profileringsfonds, waar studenten aanspraak op kunnen maken als ze vertraging oplopen door ziekte, zwangerschap of topsport. 'Studenten hebben wel degelijk recht op ondersteuning bij zwangerschap. En niet alleen bij topsport zoals ten onrechte wordt gesuggereerd,’ aldus de woordvoerder.

Ook de koepelorganisatie voor hogescholen schermt met de ‘ambitie studentenwelzijn’, die ze samen met OCW heeft ondertekend. ‘Hogescholen bieden, afhankelijk van de samenstelling van de studentenpopulatie, begeleiding en voorzieningen die zwangere studenten en jonge ouders nodig hebben om studie en kind te kunnen combineren. Bijvoorbeeld kolfruimtes, tijd om kind naar de opvang te brengen en financiële compensatie van de hogeschool. Daarvoor is geen nieuwe landelijke regelgeving nodig om dat te bewerkstelligen,’ laat woordvoerder Eva Kloosterman weten.

Het ministerie van OCW reageert met de stelling dat het gelijktrekken van het beleid binnen mbo en hbo, zoals de Jong voorstelt, niet nodig is omdat het hoger onderwijs geen aanwezigheidsplicht kent en meer flexibiliteit kent voor zelfstudie. Voor het mbo geldt dat niet. Dit onderwerp wordt in de week van 10 februari wel behandeld in de Tweede Kamer. Zo worden er wel maatregelen genomen om zwangerschaps- en bevallingsverlof mogelijk te maken, moet er bij het afgeven van een bindend studieadvies rekening gehouden worden met zwangerschap en bevalling en wordt de mogelijkheid gecreëerd om in deze situatie financiële ondersteuning te krijgen uit het mbo-studentenfonds. Net als zijn collega’s van de koepelorganisaties meent OCW-woordvoerder Tom van den Brink dat er genoeg opties zijn voor ondersteuning, zoals contact- en vertrouwenspersonen, een klachtencommissie en het profileringsfonds. ‘In theorie is de ondersteuning op orde,’ voegt hij eraan toe. ‘Maar de signalen vanuit mevrouw De Jong schetsen een ander beeld. We nodigen haar daarom uit voor een gesprek met minister Van Engelshoven hierover.’