Een paar weken geleden maakte ambulanceverpleegkundige Max nog grappen over het coronavirus. Maar nu vindt hij het zelf ook spannend worden. Toch doet hij, net als de meeste mensen, gewoon zijn werk. “Mensen moeten zich veilig voelen bij mij. Het komt wel goed.”

 

Iedereen maakt zich wel een beetje zorgen deze dagen. Zo ook ambulanceverpleegkundige Max. We spraken hem in 2016 voor onze uitzending over Spoedzorg. Hij gaf ons telefonisch een kijkje in zijn vak. Nu bellen we Max weer. Hoe ervaart hij deze bijzondere tijden?

“Staan ze daar te klappen, ik schaamde me dood”
Max staat net zijn boodschappen uit te laden als we hem bellen. Hij is een vrolijke vijftiger met een vriendelijke stem. Hij is bescheiden over alle applaus en aandacht die zorgmedewerkers nu krijgen. Eigenlijk vindt hij het zelfs een beetje gênant. Max: ”Een paar dagen geleden hoorden we lawaai buiten. Ik doe de deur van de ambulance open en dan staan daar mensen te klappen. Ik schaamde me dood.” Hij vindt dat hij, net als iedereen, gewoon zijn werk doet. “Kijk, ik word elke dag geconfronteerd met nare dingen. Dat is gewoon mijn werk. En ik kan me in ieder geval een beetje beschermen. Bij die mensen achter de kassa van de Albert Heijn staat iedereen de hele dag in het gezicht te blazen.”

Wat ambulanceverpleegkundige Max, die liever anoniem blijft, wel dwarszit, is dat hij meer tijd nodig heeft. “Normaal doe ik negen of tien ritten per nacht, maar dat is nu toch wat minder omdat ik mezelf ook moet beschermen.” Hij doelt op de beschermende kleding (plus bril en masker) die hij aan moet trekken, als hij naar een geval toe gaat waar een potentiële verdenking van corona is. “Zodra er verkoudheid, koorts of op een andere manier een verdenking van corona speelt, moeten we ons beschermen.”

“Ga je maar eens staan omkleden als er iemand gereanimeerd moet worden”
En dat is soms lastig, want iedere minuut telt natuurlijk in zijn vak. “Als er een kind in een koortsstuip binnen ligt of iemand die gereanimeerd moet worden en ik ga me dan eerst omkleden, dan kan het zijn dat ik te laat ben. Dan ga ik dus gewoon naar binnen. Dat zullen negen van de tien ambulancemedewerkers doen.”

Nobel, en misschien ook wel gewoon onderdeel van je vak, maar daarmee zet Max zijn privéleven wel klem. “Ik ga al weken niet naar mijn vader van tachtig. En ik heb een gezinslid met een hartkwaal. Met haar gezondheid gok ik natuurlijk ook als ik bij een coronapatiënt naar binnen ren zonder bescherming.” Toch vindt hij het vanzelfsprekend bij zijn werk horen. “Soms zit ik ook helemaal onder het bloed. Dat is het werk. Het wezenlijke verschil zit in of je in de eerste vijf minuten goed handelt.”

Maar hoe ver ga je daarin? “Nu is het de beschermende kleding waarover ik de afweging moet maken, maar de mondkapjes raken ook op. Straks is er geen handalcohol meer beschikbaar.” De grenzen rekken op en ook de instructies veranderen per dag. Max: “Eerst moest ik douchen na een potentiële coronarit, dat is nu uit het protocol gehaald.” Wat gaat er verder nog komen? En hoe serieus neemt iedereen dit? Dat is waarover Max in spanning zit.

“Die sigaret smaakte verdomde goed”
Na anderhalf uur aan de telefoon gaat Max z’n boodschappen maar eens naar binnen brengen. De nuchtere ambulancemedewerker gaat patat eten en dan, over een paar uur, de nachtdienst in. “Het komt wel goed de aankomende weken”, verzekert hij me nog even. Maar een beetje gespannen is hij wel: “Ik ben al heel lang gestopt met roken, maar van de week heb ik een sigaret gerookt. En die smaakte verdomde goed.”

We horen graag van zorgverleners hoe zij deze gekke tijden ervaren. Wil je net als Max je verhaal met ons delen? Laat het ons weten.

Makers